….. 1919 – 1947

Op 28 april 1919, kort na de Eerste Wereldoorlog, wordt in Hoevelaken, in navolging van vele gemeenten in Nederland, de Burgerwacht opgericht. Het is in de tijd, dat overal de Burgerwachten uit de grond schieten om een eventuele revolutie vanuit het oosten te keren. Men is als de dood, dat het revolutiespook dat vanuit het oosten over Europa kwam, ook in Nederland zal komen. Ook in Hoevelaken wordt daarom een burgerwacht in het leven geroepen, waarvan meester Michon één van de oprichters is.

Hoevelaken is in de jaren twintig en dertig een rustig dorp, dus veel werk hoeft de Burgerwacht in ons dan nog kleine dorp niet te verrichten. De tijd wordt voornamelijk gedood met deelname aan onderlinge schietwedstrijden, waarbij diverse leden van de Hoevelakense Burgerwacht succesvol zijn.

Wanneer de nood aan de man komt, in de Tweede Wereldoorlog, worden de Burgerwachten door de Duitsers verboden. Ook in Hoevelaken mag de Burgerwacht niet meer optreden, maar sluimerend vindt de verdediging wel doorgang.

Na de Tweede Wereldoorlog gaat het recreatieve schieten van de Burgerwacht in verenigingsverband verder. Op 22 januari 1947 wordt de Burgerwacht omgeturnd in een schietvereniging, die de naam “Frans Tromp” meekrijgt, als eerbetoon aan de verzetsstrijder, die in de oorlog op zijn verjaardag, 8 maart 1942, wordt opgepakt en op 24 september 1942 door de Duitsers wordt gefusilleerd.

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Burgerwacht/schietvereniging verschijnt er in april 1994 een interview met de dan 79 jarige Wout Doornekamp. In het najaar van 2008 wordt dit artikel meegenomen in het tijdschrift van Historisch Hoeflake.

De Hoevelakense Burgerwacht, een vrijwilligerscorps van gewapende burgers dat tot doel heeft het beveiligen van de gemeenschap tegen gewelddadige aanslagen, begint haar activiteiten in 1919 in het gebouw van de Schimmelpenninck van der Oyeschool. Die locatie ligt voor de hand, want de reeds genoemde Frans Tromp is lid van de Burgerwacht en onderwijzer op deze school. De Burgerwacht oefent in die tijd met ‘eikeltjes’, kleine onschuldige patroontjes. “Die eikeltjes konden weinig schade aanrichten”, zegt Wout Doornekamp, vanaf 1929 lid van de Burgerwacht, in genoemd artikel. “We schoten nooit wat kapot. Nou ja, de muren werden wat beschadigd”.

In 1930 krijgt Hoevelaken aan de Stoutenburgerlaan, in die tijd nog een zandpad, een verenigingsgebouw, geschonken door jhr. dr. Karel van Aalst. Op de zolder van dat gebouw wordt een schietbaan aangelegd, waar de Burgerwacht kan oefenen. Tot in lengte van jaren kunnen de schietliefhebbers, wat de leden van de Burgerwacht toch zijn, gebruik maken van de schietzolder. “Wanneer dat gebouw kon praten, hoorde je mooie verhalen”.

Verenigingskas

Wout Doornekamp wordt in 1938 penningmeester van de Burgerwacht, een ‘florerend bedrijf’ gezien de het jaarverslag van dat jaar: “De boeken konden worden afgesloten met een batig saldo van f 62,71. De begroting, sluitende met een totaal van f 376,-, werd aangenomen. Besloten werd de inleggelden voor nieuwe leden terug te brengen van f 1,- naar f 0,25 en voor aspirant-leden van f 0,15 naar f 0,10”.

“In de oorlog mocht de Burgerwacht niet bestaan en heb ik de kas mee naar huis genomen”, zegt Wout Doornekamp. “Ik ben toen geëvacueerd naar Alkmaar. In de trein zouden ze mijn bagage teruggeven, maar dat is niet gebeurd. Alles was zoek, ook de kas van de vereniging. Na tien dagen kwam ik terug, maar toen was ook de kas weg. Een dag of vier laten kwamen ze van de Nederlandse Spoorwegen een pakje brengen. Daar moest ik twee kwartjes voor betalen. Dat pakje bleek de kas te zijn, met al het geld er nog in. Kon ik alles aan de vereniging teruggeven. Dat was een hele opluchting, want er zat tussen de 500 en 600 gulden in die kas”.

Vaandel

Elke zichzelf respecterende Burgerwacht is in de tijd voor de oorlog in het bezit van een vaandel, als teken van weerbaarheid. Ook de Hoevelakense Burgerwacht heeft er één, waarmee Wout Doornekamp tijdens de landdag in Ypenburg als vaandeldrager mag lopen, met de heren Tromp en De Vries als vaandelwacht. “Het was een hele eer om met dat vaandel te mogen lopen”, zegt Doornekamp. “Onze Burgerwacht mocht voorop, want wij hadden het mooiste vaandel. Koningin Wilhelmina vond het zo prachtig, dat we twee keer rond moesten”.

Het zo prachtige vaandel is niet meer, want in de oorlog is het doek in vlammen opgegaan. “Ik vind dat zo zonde, daar kan ik geen goed woord voor vinden”, zegt Doornekamp. “Dat vaandel hebben we gekregen van dr. Van Aalst en kostte toch zo’n 1100 vooroorlogse guldens. Zeger van Roemburg, de commandant van de Burgerwacht, en burgemeester Van Eijs waren zo bang voor elkaar, dat ze elkaar niet vertrouwden. Uit angst hebben ze toen dat vaandel verbrand. Ik ben er niet bij geweest, anders was dat nooit gebeurd”.

In het gezagsgetrouwe Hoevelaken kan de Burgerwacht rekenen op voldoende leden. Op de foto, genomen ter gelegenheid van de uitreiking van het vaandel, zijn op de eerste rij zichtbaar: Frans Tromp, W. de Vries, Zeger van Roemburg (jarenlang wethouder), burgemeester Van Eijs, dr. C.J.K. van Aalst, L. Ph. Michon (hoofd van de christelijke school), D. Bakkenes en J. Smit (boswachter en jachtopziener).

Rotzooitje

Na de oorlog wordt in Hoevelaken de sluimerende Burgerwacht op 22 januari 1947 omgedoopt tot schietvereniging. Een verandering in haar voordeel, volgens Wout Doornekamp: “Vroeger was het zo: je was lid van de Burgerwacht en daardoor moest je ook verantwoording afleggen. De gemeente kon je oproepen en inzetten. Daarvan zijn wij nu gevrijwaard. Trouwens, in de oorlog werd je niet opgeroepen. Ze zeiden gewoon: ‘Wout, ga je mee?’ en dan ging je. Je schoot maar wat aan. Een rotzooitje was het. Dat kan als schietvereniging gelukkig niet meer”.