….. vertelt over ‘zijn’ Hoevelaken
“Jullie hebben het lekkerste water van Hoevelaken”
Gijs Fontein wordt geboren op 26 november 1926. Zijn geboortehuis staat aan de Veenwal, waar hij tot aan zijn veertiende jaar woont. “De Veenwal was in die tijd helemaal van zand”, zegt Gijs. “Wanneer er iemand gestorven was, werd die op een boerenwagen naar het kerkhof gereden. Hij draaide zich wel zes keer om in zijn kist, voordat het kerkhof bereikt was. Zo slecht was die weg. Je kon de overledene van de ene kant naar de andere kant van de kist horen rollen. Zoiets vergeet je nooit”.
Aan de Veenwal woont Gijs met zijn ouders, twee broers en twee zussen. Gijs is de vierde in de rij. De Veenwal is een doodlopende weg, waar slechts een paar boerderijtje staan. Gijs herinnert zich de namen van Van Beek en Drikus Doornekamp. “Doornekamp ging vaak vis halen op de markt. Die was voor de varkens. Die varkens hadden vaak de haken in hun kont zitten”.
“Het was een rustige buurt”, zegt Gijs. “Buiten die boerderijtjes stonden er nog wat huisjes op een rij. De mensen waren erg op elkaar aangewezen, dus iedereen hielp elkaar. Je had in die tijd ook nog geen tractoren. Het hooien gebeurde met de hooivork en al het andere boerenwerk gebeurde met paarden. Er waren maar vier mensen in het dorp met een auto: burgemeester Van Eys, Bartelsman, de gemeentesecretaris, Van Aalst en De Greef.
Gijs ervaart zijn tijd aan de Veenwal als een hele gezellige tijd. “Wanneer je bij ons op dinsdagmiddag op de boerderij kwam, dan zat het altijd vol. ‘Dinsdagmiddag koffie drinken bij tante
Kee’, was een bekende uitdrukking. Job de Vries, de meelboer, zat er dan, Jan van Duinkerken, ook een meelboer, Gert van Deuveren, de kruidenier uit Amersfoort en Willem Broekhuis uit Zwartebroek”.
“Jan van Duinkerken nam altijd eerst een liter water”, zegt Gijs. “Hij vond ons water het lekkerste water uit Hoevelaken. We hadden een koperen pomp staan. Met drie slagen had je een grote emmer vol”.