De mei-vliegers is het persoonlijke verhaal van frontvlieger Jan Linzel. In zijn boek, geschreven door Peter Gerritse, vertelt Linzel zijn ervaringen als piloot in de Tweede Wereldoorlog.
In één van de hoofdstukken vertelt Linzel, dat hij is betrokken bij het samenstellen van de Oranjekrant. Hij noemt in dat hoofdstuk ook een aantal malen de naam van Frans Tromp. Frans Tromp is in zijn werkzame leven onderwijzer op de Schimmelpenninck van der Oijeschool, totdat hij op 8 maart 1942, zijn verjaardag, wordt opgepakt vanwege zijn werk in het verzet en daarvoor op 24 september 1942 wordt gefusilleerd. Tromp wordt in Hoevelaken gezien als de grootste verzetsheld uit het dorp, wiens verzetsdaden groter lijken, dan menig dorpsbewoner eigenlijk beseft.
Citaten over Frans Tromp uit het hoofdstuk over de Oranjekrant, verteld door Jan Linzel:
Ik heb meegewerkt aan de eerste nummers van die krant. Er waren contacten met de groep Tromp en met fantastische verzetsmensen als Bep Reehorst en Jan Schalkx. De krant werd verspreid per post, in dienstenveloppen van de CCD en Van Koningsbrugge. We hadden veel adressen van goede Nederlanders. Met twee koffers vol kranten reisde ik doodleuk naar Amsterdam, waar ik het zaakje afleverde op het postkantoor. Maar op een dag werden we getipt, dat de Gestapo achter ons aan zat. Tromp, deze 1000-karaats-kerel, is later gearresteerd. Ze hebben met gloeiende naalden onder zijn teen- en vingernagels gebrand, maar hij heeft zijn mond gehouden. Als ik er nu aan terugdenk raak ik nóg verbijsterd.
Verder: Dan gebeurt er iets dat alles op scherp zet. Tromp wordt opgepakt. Tromp, de onderwijzer uit Hoevelaken, een van de voormannen van het verzet in onze streek, een gedeeltelijk invalide man. Omdat we aan een vals gerucht denken, zijn Doorn en ik op een zondag naar Hoevelaken gefietst.
Stom… vanzelfsprekend, heel dom!
Maar Doorn deinst nergens voor terug. Wij gingen bij Tromp naar binnen. Er zat een politieman aan tafel. We stelden ons voor en hebben kort met hem gepraat. Mevrouw Tromp was geheel overstuur. Weer begon het zesde zintuig van Doorn te werken. We kwamen met een smoes buiten en fietsten snel in de richting Amersfoort. Plotseling zei Doorn: ‘Jan, we gaan even uitrusten in dat cafeetje daar’.
De fietsen stonden nog maar net achter het huis, of daar reed een open auto van de Sicherheitsdienst voorbij. Kerels met grijsgroene uniformen aan. Ze reden langzaam. Een van die lui stond in de auto en keek aandachtig om zich heen.
‘Ze zoeken ons!’, zei Doorn. ‘We gaan over Hamersveld terug’.
We reden over Oud-leusden en langs het fietspad via Soestduinen op huis aan. Voor de tweede maal waren we de dans ontsprongen.