Jannis Kok is postbezorger in Hoevelaken van 1927 tot 1952. Hij is in die tijd een graag gezien persoon in ons dorp. Zijn kleindochter Cora van der Veere heeft (een deel van) zijn levensverhaal op schrift gezet. Onderstaand verhaal was eerder te lezen in het tijdschrift van Historisch Hoeflake.

Jannis Kok, met in het midden zijn kleindochter Cora van der Veere en links Rini van de Berg, de zoon van groenteboer Job van de Berg.

Jannis Kok werd op 2 juni 1892 in Hoevelaken geboren. Zijn ouders, Lammert Kok en Teunisje van de Lugt, kregen vijf kinderen. Eén ervan, Bertha, werd maar elf maanden oud. Lammert Kok was landarbeider.

De wereld was toen nog klein in Hoevelaken. Verkeer ging stapvoets. Rangen en standen bepaalden de onderlinge verhoudingen. Ik herinner me het verhaal over één van de bewoners van Huis Hoevelaken. Eens per jaar bezocht ”Mevrouw” de Schimmelpenninck van der Oyeschool. Zij liep dan midden op de weg. Iedereen bleef eerbiedig achter haar lopen, tegenliggers weken uit.

Jannis zal leerling zijn geweest op die school, maar daarnaast probeerde hij al snel iets te verdienen. Hij ging langs de deur om olie te verkopen. Vermoedelijk bleef hij dat doen tot hij in 1927 postbode werd.

In 1917 trouwde hij met Jacoba Doornekamp. Zij woonden aan de Rijksweg C 70, nu de Oosterdorpsstraat. Het echtpaar kreeg zes kinderen. De ‘burgemeester’, zoals opa zijn vrouw soms noemde, bestierde het huishouden. Opa zorgde voor de inkomsten en de moestuin. Toen het huis te klein werd, verhuisden ze naar het huis ernaast. Groenteboer Job van de Berg trok in hun oude huis.

Foto’s vlnr: Jannis Kok en Jacoba Doornekamp in chronologische volgorde.

Iedere ochtend om half zes fietste Jannis van huis om de post te sorteren en rond te brengen. Het postkantoortje was gevestigd aan de Westerdorpsstraat, schuin tegenover Van Altena. Vermoedelijk is zijn ronde in zijn dertig jaar als postbode nooit veel veranderd. Hij liep de Oosterdorpsstraat en omgeving, Theo van Altena de Westerdorpsstraat en omgeving. De route liep langs Van Maanen, visboer Van der Biezen en ging dan verder langs bakker Beitler tot aan Klaarwater. Tot zover mocht soms een kleinkind mee, voor op de stang van zijn dienstfiets.

Bij alle adressen verder op het achterland bracht opa de post. Hij verkocht ook briefkaarten en postzegels tijdens zijn ronde. Op verzoek nam hij brieven mee terug naar het postkantoortje.

In de winter was het ploegen door de sneeuw en worstelen met storm over soms onverharde wegen. Zwaar, het was een harde. Hij vertelde wel dat hij als kind iedere dag pure levertraan kreeg, dát had hem zo sterk gemaakt. Wij, kleinkinderen, griezelden daarvan. Als op de adressen waar hij post bezorgde de van kou versteende postbode een borreltje werd aangeboden, weigerde hij dat steevast.

Als hij om een uur of twaalf thuis kwam, stond het warme eten voor hem klaar. Was hij ergens opgehouden, dan bleef het pannetje warm op de kachel. Na het eten luisterde hij naar het nieuws van één uur, uitgestrekt in zijn rookstoel. Meestal viel hij in slaap. Hij kon geweldig snurken. Maar plotseling kon dat snurken stoppen als in de zomer een vlieg hem plaagde. Hij deelde dan onverwacht een forse tik uit met de vliegenmepper. Altijd raak. Wij schrokken, tot zijn plezier, flink van die snelle actie. Hij leek dan weer in te dutten, maar dat was schijn. Een forse fluim pruimtabak kon opeens met grote precisie richting kolenkit worden gespuugd. Hij miste nooit.

‘s Middags werkte hij in de grote moestuin achter het huis. Bonen, kolen, bietjes, overheerlijke aardappelen, allerlei bessen en aardbeien verbouwde hij daar. Tabak zorgde voor de rokerij. Appel-, noten- en pruimenbomen stonden borg voor vitamines in de winter, want oma maakte zoveel mogelijk in. Een geit en kippen vulden het menu aan met melk en eieren.

Opa schilde voor iedere maaltijd de aardappelen. Soms waren dat enorme pannen, want de tafel zat altijd vol. Naast zijn werk als postbode en het bijhouden van de tuin vond opa ook nog tijd om een fanfarecorps op te richten. Hij speelde bugel, zijn zoon Lammert trompet. Sommige leden van de muziekvereniging droegen dezelfde pet als ze door het dorp liepen. Een uniform hadden ze niet.

Oorlogstijd

In de oorlog was de moestuin een zegen. De oogst was genoeg om ook aanschuivende bezoekers mee te laten eten. Familieleden uit Amsterdam kregen maaltjes bonen mee om daarmee weer even vooruit te kunnen. Maar aan het einde van de oorlog moest opa knarsetandend toe zien hoe Duitse militairen brutaal de tuin inliepen en bloemkolen en tabak meenamen.

De saamhorigheid was groot in Hoevelaken. Vlees was schaars, maar als er geslacht werd kreeg opa op zijn ronde nog al eens een zij spek mee voor thuis. Uiteraard kende hij iedereen en wist hij precies wat er speelde in Hoevelaken. Hij kon waarschuwen als de Duitsers iets wilden confisqueren, zodat radio’s, fietsen en dekens op tijd konden worden weggestopt.

In die tijd typte een schoonzoon de berichten van de Engelse radio uit op een adres in Hoevelaken, dat streng geheim gehouden werd. Deze berichten verstopte Jannis in de voering van zijn dienstpet als hij één keer per week naar Amersfoort fietste. Daar werden de berichten verder verspreid. Bij de controle op het kruispunt waagden de Duitsers het nooit die man met zijn helblauwe, strenge blik aan te houden.

In 1952 vierde Jannis zijn 25 jarig jubileum. De laatste jaren werkte hij in Amersfoort. ‘s Avonds om een uur of half elf ging hij postzakken laden en lossen op het station. In 1957 ging hij met pensioen. Stil zitten was niets voor hem. Daarom ging hij ‘s middags in de kas van Steef Ham werken op de Hogebrinkersteeg. Zijn eigen tuin werd stukje bij beetje verkocht. Verder besteedde hij veel tijd aan zijn hobby: het kweken van kanaries. Toch bleef hij ook actief voor de Hoevelakers door uitjes met particuliere auto’s voor de oude van dagen te organiseren.

Iedereen kende Jannis Kok tijdens zijn leven. Energiek, integer en met een groot sociaal gevoel heeft hij Hoevelaken en de Hoevelakers vele jaren gediend.

Hij overleed in 1969 en ligt begraven op het kerkhof in Hoevelaken.

Foto rechts, gemaakt eerste decennium 20e eeuw: De familie van de nog jonge Jannis Kok, uiterst rechts.

Achter vlnr: Renger van der Horst, Fijtje Kok (1894), Bertha Kok (1902-1966), Jannis Kok (1892-1969).

Midden zittend vlnr: Teuntje Beertje Kok (1890), Lammert Kok (1864-1926), Teuntje van der Lugt (1866-1934), Fijtje Kroon (1823-1910).

Kinderen voor vlnr: Jan van der Horst, Rijkje van der Horst, Teuntje van der Horst