….. een weldoener in Hoevelaken.
Cornelis Johannes Karel van Aalst wordt in 1866 geboren in Hoorn. Na een gedegen opleiding in de handel en een bliksemcarrière bij de NHM in Indië wordt Van Aalst in 1913 president van deze Nederlandsche Handel-Maatschappij. Die functie vervult hij tot 1934.
Naast het presidentschap van de NHM vervult Van Aalst diverse functies in het bedrijfsleven. Zo is hij lid of president-commissaris van onder andere Hoogovens, KLM, Werkspoor, Bataafsche Petroleum Maatschappij en het Nederlandsch-Indisch Syndicaat.
Op maritiem gebied bekleedt Van Aalst commissariaten bij onder meer de Nederlandsche Scheepvaart Unie, Hollandsche Stoomboot Maatschappij, Koninklijke Hollandsche Lloyd, Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij en Koninklijke Pakketvaart Maatschappij.
Verder is hij voorzitter van het bestuur van de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij 1914-1919.
Ook is Van Alst oprichter en bestuurslid van de Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië en bestuurslid van de Amsterdamsche Bankiersvereniging.
Het laatste rijtje maatschappelijke functies is die van bestuurslid Koloniaal Instituut (Koninklijk Instituut voor de Tropen, bestuurslid Olympisch Stadion en bestuurslid Vereniging Nederlandsch Scheepvaart Museum.
Nationale bekendheid krijgt Van Aalst bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog in augustus 1914. Mede dankzij zijn initiatieven kan de regering de nodige maatregelen nemen ter voorkoming van een moratorium en een ineenstorting van de geld- en beurshandel. Ook neemt hij het initiatief tot oprichting van de Commissie voor de Nederlandsche Handel, waaruit later de Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij voortkwam.
Ondanks zijn grote vermogen is Van Aalst geen man die op zijn centen zit. Rond 1925 schenkt hij zijn woonhuis aan de Herengracht in Amsterdam aan de gemeente als ambtswoning voor de burgemeester. In 1927 schenkt hij zijn geboortehuis in Hoorn aan de gemeente aldaar, om daarin het secretariaat van de Kamer van Koophandel te vestigen.
Achter de schermen heeft Van Aalst veel invloed bij regering en parlement, soms langs directe, soms langs indirecte weg. Vooral op het terrein van economisch – en financieel beleid. Als vooraanstaand lid van de CHU wordt hij in 1930 gevraagd voor een lidmaatschap van de Eerste Kamer, maar omdat politiek hem niet interesseert aanvaardt hij die functie niet.
In de jaren dertig daalt het aanzien van Van Aalst enigszins. Zijn ‘gewiekstheid’, maar ook zijn relaties met een Duitse bankier maken Van Aalst minder geliefd bij zijn medebankiers.