Sportervaring in 1971
“Toen ik in 1971 in Hoevelaken kwam te wonen bleek alras, dat je, als je in het dorp wilde sporten, er slechts twee mogelijkheden waren: voetballen of gymmen. Hoewel beide sporten mij volkomen vreemd waren, moest ik toch kiezen. Omdat gymnastiek in mijn ogen levensgevaarlijk was en voetbal in die tijd nog veilig leek, koos ik voor het laatste. Na telefonische informatie bleek dat nieuwelingen dan en dan trainden, voetbalschoenen, broek en shirtje meenemen.
Op het bewuste uur was ik present aan de Sportweg, temidden van een aantal lieden, die me minstens 15 jaar jonger toeschenen. In hun ogen leek ik kennelijk ook 30 jaar ouder, want ik werd meteen gebombardeerd tot ‘meneer, U bent de nieuwe trainer hè?’ Enfin, het was uiteindelijk zo, dat je in Hoevelaken met voetballen begint als je acht of zo bent en wil je later beginnen, dan moet je maar eerst jaren tussen de schuifdeuren oefenen, want er was geen team of trainingsgroep waar je dat nog op latere leeftijd kon leren ….
Hevig teleurgesteld in mijn voortijdig afgebroken voetbalcarrière toog ik huiswaarts om daar een enquêteformulier aan te treffen naar de sportbehoeften in het dorp. De gemeente had namelijk wat opportunistisch een sportzaal laten bouwen en om de kosten van een aanvankelijk vergeten fundering enigszins te dekken zag de gemeente graag, dat er wellicht een paar fanaten er ook gebruik van zouden maken. De keuze was beperkt tot de zaalsporten (zo slim waren ze wel) en vanwege mijn eerdere ontgoocheling kruiste ik elk vakje aan in de hoop dat tenminste één der sporten van de grond zou komen. Het gevolg was, dat ik enkele weken later verschillende uitnodigingen kreeg voor het bijwonen van oprichtingsvergaderingen voor een zes- of zevental sporten. Ik besloot alleen die vergaderingen te bezoeken, waarvan de sport mij het meest na aan het hart lag, namelijk volleybal.
Er waren vrij veel mensen komen opdraven om, zoals bleek, anderen ertoe te bewegen een volleybalclub op te richten. Toen er namelijk een voorlopig bestuur gekozen moest worden werd er tenminste druk gefluisterd en geschoven zodat er plotseling zo’n acht a tien man (vrouw) achter de groene tafel zaten, waar ik warempel ook bij was. De voorzitter had nog nooit een volleybal gezien en ook de rest, incluis mijzelf, bleek nauwelijks te beseffen waaraan ze begonnen. Het bestuur was er, maar het heeft nog heel veel tijd gekost om ook een vereniging te krijgen. Leden waren er genoeg; er waren kennelijk meer personen geweest die alles op de enquête hadden ingevuld en al kwamen ze nooit, we hadden ze toch op de leden- en contributielijst gezet. Omdat we onderdeel van de Sportclub Hoevelaken waren geworden, liepen de financiën via de ‘grote’ penningmeester. Met al die papieren leden was dat dus wel zo leuk.
Naast mijn taak als penningmeester (die dus niets voorstelde) wilde ik wat doen aan mensen die graag wilden volleyballen, maar het op achtjarige leeftijd hadden nagelaten het te leren. Mede door mijn slechte ervaring met de voetbalclub ontstond daardoor een voor die tijd grote groep zogenaamde recreanten, die ik altijd met plezier heb getraind”.
Ad de Zwart
Jubileumuitgave ‘Surf’ 1981