Op 13 maart 2017 ontvangt de Stichting Historisch Hoeflake via de facebookpagina het volgende berichtIk ben Jan Maassen, geboren 19-07-1931 in Amersfoort. Ca 1937 verhuisden we (crisistijd) naar Hoevelaken, eerst naar huis met rieten dak tegenover Beitler, na ongeveer een half jaar naar de Westerdorpsstraat, naast bakker Dijkamp. Het huis staat er nog en roept nog steeds herinneringen op. Ik verblijf meestentijds op Bali. Ik heb mijn jeugd in Hoevelaken doorgebracht, de Openbare Lagere School (meester Hendriks). Heb de oorlog daar uitgebreid meegemaakt. Miste daardoor o.a. het 1e schooljaar van de MHDS – middelbare handelsschool Hellestaat Amersfoort. Ging daarna op en neer naar de radioschool te Amsterdam.

Door: Robert Kreuning

Het zinnetje in het bericht dat mij echter het meest triggert is: Ik trouwde in 1958 en woonde nog tot 1960 aan de Wilhelminalaan. Stopte met varen en verhuisde naar IJmuiden.

Bij het bericht voegt Jan Maassen bovenstaande foto toe, de leden van gymnastiekvereniging Excelsior, gefotografeerd voor het verenigingsgebouw. Jan zit op de tweede rij van voor, als zesde jongetje van links (met de armen over elkaar). Vier kinderen verder zit Gijs Laseur.

Genoemd zinnetje trekt mijn aandacht, omdat mijn ouders in 1960 de omgekeerde weg afleggen: Van IJmuiden naar de Wilhelminalaan. Ik ben een half jaar oud, wanneer mijn ouders een woningruil aangaan met iemand van de Wilhelminalaan in Hoevelaken. Mijn vader is perronmedewerker in IJmuiden, maar is inmiddels ‘omgeturnd’ tot conducteur. Hij krijgt Amersfoort als nieuwe standplaats en wil derhalve naar Amersfoort of omgeving verhuizen. Via genoemde woningruil komen wij in Hoevelaken terecht, in de zogenaamde duplexwoningen.

Het kan bijna niet anders, of deze Jan Maassen is de persoon, met wie mijn ouders hun woning destijds hebben geruild. Er is maar één manier om daar achter te komen en dat is, bijna 57 jaar na dato, een bericht sturen naar het mailadres, dat Jan Maassen in zijn bericht achterlaat. Nog geen dag later komt het verwachte antwoord: Ja het klopt helemaal hoor. Ik ben de Jan Maassen waarmee je vader en moeder destijds geruild hebben!! Ik was in begin 1960 gestopt met varen en werkte sinds kort op Scheveningenradio op het sluiseiland in IJmuiden.  Ik reisde op en neer van de Wilhelminalaan naar Scheveningenradio en terug! Een reis die lang en vermoeiend was. Ik ging regelmatig naar het woningbureau, maar er was weinig of geen medewerking, noch daar noch van de PTT zoals dat toen heette. Na een late dienst zat ik weer eens in de laatste trein, hopende dat de fietsenstalling in Amersfoort nog open was! Ja het was fietsen van en naar station Amersfoort, stoptrein, Amsterdam overstappen op stoptrein naar IJmuiden (kon toen nog!) en lopen (rennen) naar het sluiseiland. Hopende dat de brug open was, vooral op vrijdag was dat een gok i.v.m. de Urker vissers die thuisvoeren.

Zo zat ik weer eens in de laatste trein (als enige) en de conducteur kwam bij me zitten. “Zeker Scheveningenradio?” Ik: ” Ja, hoe weet U dat” . “Nou”, zegt ie, “dat is niet zo vreemd, de trein is meestal leeg. Als er iemand inzit, dan is dat iemand van Scheveningenradio”!

Afijn, na wat gepraat vertelde hij het verhaal over je vader, dat ie overgeplaatst was enz enz. Een paar weken(?) later word ik op het werk gebeld en ja hoor je vader…. we waren er snel uit, hij zou contact opnemen met de NS en die hebben prima geholpen”.

Na dit spontane contact vraag ik Jan Maassen, of hij bereid is om zijn herinneringen over Hoevelaken op schrift te zetten. Jan is inmiddels 85, maar is, blijkens zijn berichten, nog altijd helder van geest. In etappes stuurt hij mij herinneringen over zijn Hoevelaken, die tot één verhaal zijn samengesmeed.

De herinneringen van Jan Maassen aan Hoevelaken

We verhuisden van Amersfoort naar Hoevelaken op 16-04-1937, naar Dorpstraat A20 te Hoevelaken en later naar Dorpstaat B7 op 04-09-1937. Dit adres werd gewijzigd in Westerdorpsstaat 62. (Foto’s)

Ik was dus 5 jaar toen (werd 19 juli zes). De lagere school begon begin juli. Ik was bijna 7, dus dat moet 1938 geweest zijn.

Jan Maassen met broer en zus voor hun woning aan Dorpstraat B7, het latere Oostendorpsstraat 62. “Mijn kleine zusje lag nog in de wieg”. Wat er tijdens dit moment gebeurt staat verderop in het verhaal beschreven.

Ons eerste huis lag tegenover de zaak van Beitler, kan me de vader nog herinneren! Het huis had een grote tuin en leuk grasveld ervoor. Ik vond het rieten dak prachtig.  Langs de weg lag een lange gracht, naast ons woonde melkboer Van de Glind.

Het nieuwe huis was gelegen naast bakker Dijkamp. Als ik het goed onthouden heb, was zijn schuur afgebrand. Hij liet de schuur en bijkeuken (met oude wc! en pomp) staan en bouwde een nieuw huis met puntdak. Ook dat staat er nog, alleen is ook hier het slootje met bruggetje verdwenen.

Bakker Dijkamp stookte zijn oven met krullen en takkenbossen. Hij liet op het grasland aan de overkant drie huizen bouwen. Naast ons woonde boer Schimmel en daarnaast was het hotel/café van broer en zus Fontein. Johan werd “de Foep” genoemd en als kinderen hebben we wel bij de kerk gestaan en geroepen: “Foep,  kersepoep –  eierdop, kletskop – brak zijn poot over een stukje roggebrood”. Soms rende hij naar buiten, maar ik denk nu dat ie dat deed voor de leut.

Oosterdorpsstraat 62 in 2017, de voormalige woning van de familie Maassen.

Tandarts

Bij dat hotel  huurde een tandarts regelmatig een opkamer en hield daar spreekuur. Ik was een jaar of 17 toen ik last kreeg van “de wolf” in mijn tanden.  Men deed toen meestal niet al te veel aan het gebit, zeker niet de eenvoudige arbeidersgezinnen. Vandaar… De tandarts vroeg: “Is je vader verzekerd?” Nou, dat zal niet veel geweest zijn, want toen ik terugkwam van het thuis vragen, moest ik gaan zitten en mijnheer trok er, zonder verder iets op te merken, een stuk of vijf uit mijn bovengebit. Daarvoor in de plaats kwam een “plaatje”. In de beginjaren was dat van niet te beste kwaliteit. Later is het wat beter gegaan en ik draag het nu nog (85)! De tandarts heb ik menigmaal iets toegewenst, ik hoop dat ie dat niet gekregen heeft. Later heb ik van een andere tandarts gehoord, dat het een volkomen overbodige handeling is geweest.

Tegenover ons woonde de familie Jansen. De jongste zoon Ep is jarenlang mijn beste vriend geweest. Ep had een hazenlip. Zijn vader was melkrijder. Hij had nog zussen en broers. Zijn moeder noemden we “Moesje” en was een schat van een vrouw.

“De openbare school was een beetje een buitenbeentje ten opzichte van de Schimmelpenninck van der Oyeschool. De Schimmelpenninck was van de kerk, heel streng. Toen mijn moeder overleed kwam er iemand van de kerk aan de deur. We konden hulp krijgen, wanneer mijn vader ons naar de Schimmelpenninck zou doen. Hij heeft die mensen direct de deur gewezen. Mijn vader was een rooie rakker, lid van de Partij van de Arbeid. Van die partij kwamen ze bij ons thuis in de keuken regelmatig vergaderen. Peet van Vaneveld en Geurt Vreekamp onder anderen. Dus van de christelijke school moest hij niets hebben. Mijn vader voedde ons liever zelf op”.

Dé school van Hoevelaken is wél het leerdomein van Teus. Hij noemt zijn leerkrachten moeiteloos op. “Juffrouw Van der Heerd, die heel lang op deze school is geweest, juffrouw Vroeg in de Wei, Manus van Deuveren, meester De Vries, meester Beentjes en natuurlijk meester Hommersom zelf, die altijd de zesde klas had”.

Jan Maassen voor het huis van Beitler.

Over de school  

Hoevelaken bezat destijds  twee scholen, een christelijke met naar ik mij herinner zo’n 200-300 leerlingen en de openbare school met ca 30 leerlingen. Dat was ieder jaar weer een strijd om het minimum aantal leerlingen te halen. Zou dit te klein worden, dan moest de school sluiten!  Opvallend was, dat op de ols naar verhouding veel kinderen van notabelen zaten!  De school was deel van het gemeentehuis annex politiebureau.

Het had twee lokalen, één onder beheer van een juffrouw met ca 3-klassen. De (boven)meester had de hoogste klassen  – soms zelfs een 7e, als er een leerling kans op middelbaar had. Het aantal aanwezige kinderen wisselde nog wel eens, afhankelijk van het seizoen. ‘s Zomers ontbrak er nog wel eens één, die hielp op de boerderij!

De klas van Jan Maassen, eind dertiger jaren

Daar was een andere vriend van me, namelijk Gijs Laseur. Zijn ouders woonden op de Stoutenburgerlaan, dicht bij de Nieuwe Weg. Hij had broers en een zus Thera, die ook op de schoolfoto te zien is. Broer Henk heeft nog even gescharreld met mijn oudste zus, maar ja een stadse.  De eerste schooljuf herinner ik me als juffrouw Oosterhaar(?). Zij woonde bij een oudere dame naast het postkantoor . Daar was de beheerder Maas van Leuveren.  Ja, Jan Maassen komt van  Jan, zoon van Maas = Maassen. Jan van Johannis en Maas van Thomas.  En op de andere hoek was dan mevrouw Van ’t Geld, als ik de naam goed onthouden heb. Zij woonde daar met haar dochter en had een winkeltje. En oh wonder, daar had je nog …. “cent van het blad”   Dat was een blad waarop snoepjes lagen, een cent per stuk! Echt heel oude geschiedenis!  Na juffrouw Oosterhaar kwam er een andere juf. Die noemde men heel oneerbiedig wel “blauwbaard”.

Tegenover “De Foep” stond zoals bekend de kerk. Daarnaast drie huisjes en daarnaast de smederij van Fontein, ja broers van De Foep. Jan en Willem. Gijs Laseur is getrouwd met een dochter van Willem. De kleinere Jan was goed voor ons, want als we weer eens “woorden” hadden gehad met de christelijke school en er schade was ontstaan aan de klompen (vaak gebruikt als wapen), dan was hij wel zo goed er een metalen bandje om te maken en was pa niet zo kwaad!  Meer naar achteren lag de wagenmakerij / timmerwerkplaats van Jan van Ree. Die had een zoon en leefde wat meer op zichzelf. Zij woonden in een van de drie huisjes tussen de kerk en de smederij. Een zus van de familie Fontein woonde in een andere daar, die was niet zo vriendelijk voor kinderen en hield ons graag in de gaten.

Opa Fontein verbouwde in de oorlog zijn eigen tabak en wij hielpen hem daarbij. Het was een aardige oude baas.  Er schijnt al eeuwen tabak verbouwd te worden rond Amersfoort en nog van redelijke kwaliteit ook.

Hoevelaken –  Hoogland

Hoevelaken was in mijn jeugd een Prostestants Christelijk Dorp. Op zondagochtend om negen uur werd de kerkklok geluid en toog de gemeente naar de dienst van ds. Abbinga (?). De beter gesitueerden met de sjees, de overige lopend en wel vier of meer op een rij. Geen auto had de moed ze opzij de duwen!! Ik ben op aandringen van bakker Dijkamp een paar keer mee geweest, maar nee, ik had geen aanleg. De boeren en middenstanders hadden een eigen plek , waarvandaan ze in de gaten konden houden wie van hun werkvolk wel of niet aanwezig was! En dat kon invloed hebben op verlenging van hun jaarcontract. Er woonden enkele RK gezinnen in het dorp. Hoogland was daarentegen voornamelijk RK! Nu zeiden de bewoners wederzijds vriendelijk gedag maar…. de bakker, slager, groenteboer enz. enz. uit Hoevelaken gingen trouw de Protestantse klantjes in Hoogland bedienen en idem omgekeerd!

Tussen Hoogland en Hoevelaken had je dan het Kruispunt. Daar was een mooi hotel-café, “Schep”. Slager Resing (?), ook vriendje Ernst Beitler – zijn moeder had een winkeltje – en een zoon van Van Duinkerken (Groothandel) waren op onze school! En daar woonde Chris van Lottum (de vader van de beroemde tennisfiguren Van Lottum). De zoon van de slager zat ook op onze school.

De Hogeweg liep van Amersfoort via het Kruispunt naar Apeldoorn en Nijkerk. En sinds de Nieuwe Weg ook daarlangs naar Apeldoorn.

‘s Zomers stond “Biesje” er veel met schepijs en ook wel met vis. Oh wat was de haring van Biesje lekker.

De Dorpstraat van Hoevelaken van voor de Tweede Wereldoorlog.

Anders dan tegenwoordig denk ik, was Hoevelaken een “boerendorp”, gelegen langs de straatweg die via Voorthuizen naar Apeldoorn ging. Een zogenaamd lintdorp. Daar reed de autobus als enige verbinding langs.

Langs het postkantoor liep de Kerkseweg naar de begraafplaats en de Veenwal.  Achter in het dorp was er nog de Hogebrinkerweg als afslag. Rechts was de Stoutenburgerlaan, halverwege.

Boer Schimmel

Schimmel  woonde in de boerderij naast ons. Ik heb daar heel veel tijd doorgebracht en kon goed met hem opschieten. Ik vermoed dat hij wel wat in me zag, maar ik ben nooit boer geworden!

Hij had een zoon en een dochter Francien.  De boerderij was meen ik eigendom van de familie Van Aalst van Huize Hoevelaken, gehuurd dus. (Dit is een verwaterde herinnering, die volgens Frans Schimmel niet blijkt te kloppen, rk.). Ik vond het een prima stek. Achter lag een weiland, dat ‘s winters bij ijs gebruikt werd als ijsbaan. Ik heb daar op gereden op mijn oude krulijzertjes. Frans was baanveger.

De Stoutenburgerlaan was een rustige weg, vooraan de ijzerwinkel annex …(?). Verder dus de bibliotheek en het verenigingsgebouw, waar de gymvereniging optrad voor het publiek. Ik was een klein manneke en het “paard” erg hoog. Op de een of andere manier had ik een oplossing gevonden: ik sprong eerst tegen een poot en dan, hop, er overheen! Dit tot groot vermaak van de mensen, behalve op de grote avond, ik miste de poot en … jawel,  hilariteit.

Aan de Stoutenburgerlaan woonde ook Lijnsvelt, de knecht van bakker Stolp.  Hij was een vriend van mijn vader en ik kreeg af en toe een krentenbol van hem. Dochter Suze was geloof ik een beetje gek op me, maar dat is niets geworden. Ik kende toen mijn toekomstige vrouw pas.

Voor het huis van bakker Stolp stond een grote bunker, naar het westen gericht, want men dacht: daar komt de vijand vandaan. Voor zover mij bekend schuilde het gezin Stolp daarin tijdens de beschietingen door de Duitsers, maar zijn weer teruggegaan naar hun eigen huis. De kelder was echter niet bestand tegen de voltreffer, helaas.  Ik begrijp niet dat ze niet in de bunker gebleven zijn.

Gemeente

Op de foto kan men het oude Gemeentehuis zien. De voorkant bevatte het gemeentelijke gedeelte. Links was een aanbouwsel waar het politiekantoor in zat. Bevelvoerend politieman: agent Van Es. Hij was NSB-er, maar heb eigenlijk nooit iets kwaads over hem gehoord. Hij had een zoon die aan het Oostfront geweest is.

Een bekend figuur was verder secretaris Bartelsman, een vriendelijk heer, die in een mooi huis tegenover woonde. Hij liep wat mank. Achter dus de school, twee lokalen met ca 30 leerlingen. Iedere rij schoolbanken was één klas. De juffrouw de paar laagste, de (hoofd)meester de rest. Achter het gebouw een groot schoolplein waaraan ook het cachot lag. Er was geen grotere ophef dan wanneer er sporadisch een landloper de nacht doorbracht en ons ‘s morgens vrolijk toelachte!

Naast de school woonde de opa van Ep Jansen, die was knecht van molenaar De Vries. Die woonde daar met een paar kinderen. De naam van die opa was Van Deuveren, meen ik. Dus Moesje Jansen heette dus ook… inderdaad! Ooit probeerden Ep en ik achter op de wagen te klimmen, ik gleed uit en kwam met mijn been tussen het wiel en de wagen. Ik had het geluk van mijn leven dat de paarden stopten omdat ik begon te schreeuwen. Ik moet niet denken wat er had kunnen gebeuren! Het liep af met een sisser en een uitbrander van opa, die net zo geschrokken was als ik.

Jan Maassen als jongetje in stadse dracht: de ‘drollenvanger’, maar wel op klompen.

Huize Hoevelaken

Van 1925-1963 in bezit van  familie Van Aalst. Tientallen jaren bewoond door fam. Van der Oye.
Ik herinner me het Huis als verboden terrein. Voor de oorlog werden op het terrein voor het gebouw Koninginnen- e.a. feesten gegeven, die altijd heel druk waren. Een bijzonderheid is me vooral bijgebleven, nl het aanwezig zijn van een ooievaarsnest, waar ieder jaar – tot de oorlog –  jongen geboren werden, prachtig.

Ja “voor de oorlog”.

Hoevelaken

Ja, zo ging de tijd voorbij. De Kijftenbeltlaan kreeg er aan het eind een paar woningen bij.  De eigenaar van Huize Weldam hield ons nog steeds in de gaten en joeg ons van het terrein, gelijk had ie.

We trokken buiten schooltijd regelmatig door de omgeving: richting Stoutenburg naar de “Balken” in de Barneveldse Beek, waar we gingen zwemmen. Ook naar Hooyer, waar de Hoevelakense- en Barneveldse Beek in de Barneveldse stroomden en waar op die plek een diepere plek was ontstaan waar we op vorens visten.  Of we haalden jonge kraaien uit het nest in het Koekoeksbos om op te kweken, maar de meesten waren in het najaar weer vertrokken.

Maar altijd werden we om vier uur gewaarschuwd door de kerktorenklok, dat  het tijd werd om op huis aan te trekken! En dus deden we dat.

Jantje de Zeeuw en ik waren aardig geaccepteerd door de inwoners en dat was wel prettig. Vader ging ook wel, maar moeder was en bleef een “stadse”. Op zaterdag gingen mijn ouders altijd naar de stad, soms mocht ik mee en dat was een hele gebeurtenis hoor.

In Amersfoort werd eerst de markt bezocht. Vader had zijn boodschappen te doen en moeder idem. Na afloop van het markten kwam de familie, dat wil zeggen dus ook ooms en tantes, bijeen bij het café van Van Schaik op de hoek van de Krommestraat. Men nam een versnapering en ging daarna terug naar huis. Zondag was dus zoals gezegd rustdag!

Een fijne tijd dus. Het enige wat opviel was dat de laatste tijd Nederlandse militairen in het dorp ingekwartierd werden, maar over het hoe en waarom maakten we ons als kinderen niet druk. Bij ons was ook inkwartiering n.l. luitenant Jacobus. Af en toe kwam zijn vrouw over uit Rotterdam en hij had een “oppasser”.

Oorlog

Ons huis had vier slaapkamers, twee grote en twee kleine. En dan onder het puntdak de zolder, waar ik ook wel geslapen heb met mijn broer. Dat was als er iemand ingekwartierd was.
Op een morgen, heel vroeg, werd ik wakker op mijn voorslaapkamertje door lawaai. De hele familie, vader, moeder, broer en zus, stond er druk te praten en naar de lucht te kijken. Het was 10 Mei 1940 en in de lucht klonk geronk van vliegtuigen en we zagen een parachute met iemand eraan in de lucht. De oorlog was begonnen!

De inwoners van Hoevelaken werden verplaatst naar Putten.  Wij reden mee met het gezin van bakker Dijkamp, onze buren, op een grote wagen met tractor er voor. Dat waren heel wat personen: pa en ma Dijkamp, plus een stuk of drie, vier kinderen en wij, vader, moeder, zus, broer en nog een net geboren zusje! Die was 9 april geboren, dus net een maand oud. Ik vond het allemaal heel interessant. Wij werden in Putten ondergebracht op een kamer in een groot gebouw aan een doorgaande weg. Gelukkig kon mijn moeder bij een overbuurvrouw de baby verzorgen. Ik weet nog dat de berm voor het huis vol stond met sneeuwklokjes en krokussen, prachtig.

Na een paar dagen stond ik langs de weg en zag een lange colonne militaire voertuigen langskomen!! Maar het waren wel Duitsers. Moderne voertuigen, bemand met stoer uitziende militairen, op weg om het westen van ons land te bezetten.

Ons verblijf in Putten zal niet lang geduurd hebben, want Rotterdam werd door de Duitsers gebombardeerd en Nederland gaf zich over. Over Putten zullen we nog horen!

Terug in Hoevelaken nam aanvankelijk het gewone leven weer zijn loop. De school begon weer en meester Hendriks stond weer voor de klas. Zo merkten we in het begin, vooral als kind, weinig van de oorlog, ja eigenlijk wel spannend toch?! De Nederlandse militairen bleven niet lang gevangen.  En aanvankelijk was men nog niet zo erg tegen de Duitsers. In de aanvang was men zelfs nogal pro- en wel omdat het crisistijd was (na de beurskrach van 1929) en Duitsland vrij veel handel met ons had. Later zou dat allemaal veranderen toen de Jodenvervolging begon. Ook ging de voedselvoorziening achteruit en kwamen de bonkaarten! Maar op het dorp drong dat niet direct door. Vooral wij als kind leden er nog niet onder.

Putten  
Gedurende de oorlog waren er regelmatig Duitsers in het dorp ingekwartierd. Bakker Dijkamp was een geliefd adres voor een aantal soldaten. Bij ons waren het dan onderofficieren of officieren. Ze gedroegen zich correct en enkele keren hebben we er voordeel aan gehad, bijvoorbeeld toen men probeerde mijn zus als werkster in te lijven en toen mijn broer december 1944 ging trouwen. In het laatste geval zorgde de oude heer Beijer voor vervoer en een paar hazen en begeleiding. Hij was bij de marine, maar had geen zout water gezien en had toezicht op het aanleggen van loopgraven. Hij was in de 60 en al jaren van huis. De oorlog kon hem gestolen worden.

Op gegeven ogenblik werd er door de ondergrondse een aanslag gepleegd op een hoge Duitser (Rauter?). De Duitsers namen wraak en wel door in het dorp Putten huis te houden. Daarbij werd een aantal Puttenaren vermoord.  Voor ons was het een schok, omdat de deelnemende Duitsers uit Hoevelaken kwamen, waar ze gelegerd waren. Nou had een van die jonge mannen een scharreltje met de oudste dochter van de familie waar ze gelegerd waren. Om de een of andere (goede) reden dook hij onder! Wat gebeurt, ineens wordt de buurt overstelpt met de bezetter. De mannen (waaronder mijn vader) vluchtten. Mijn vader dook in een sloot. Enige tijd later hoorde hij: kom er maar uit ouwe, jou zoeken we niet. Het was een lachende soldaat.

Daarna werd de eigenaar van het huis onder druk gezet, zeggen waar de onderduiker zat anders…… Hij heeft het uiteindelijk gezegd, hetgeen ik hem niet kwalijk neem. De jongeman zat verborgen in de krullen, hoog en droog, maar dus niet veilig. Hij is meegenomen en men heeft niets meer van hem gehoord.  In Putten staat een monument ter nagedachtenis van het verschrikkelijke dat er gebeurd is. Terecht, maar ik denk nog  wel eens aan die arme soldaat.

Bakker Dijkamp was een wat nurkse man. Toch liet hij me altijd begaan, hij heeft me nooit weggestuurd of zo, af en toe kreeg ik zelfs wel een beschuitbol van hem. Dat hij niet zo was als uiterlijk leek, bleek wel toen zijn dochter werd overreden. Op een dag stonden we aan de straat. De ouderen stonden te praten en ik hing er in de buurt. Aan de overkant bij de ingang naar boer Lierop stond  de paard en wagen van de melkophaler. Het dochtertje van Dijkamp zag ik daar in de buurt…. Ineens een gil en gedoe. De melkkar had het meisje met haar fietsje overreden. Willem Fontein, de smid, bracht haar in zijn armen naar het huis van de bakker. Al snel hoorden we dat ze was overleden. Wat een consternatie. Als gebruikelijk verzorgden de buren de verdere handelingen als de begrafenis en zo. Een dag of zo later stond ik in de bakkerij en toen zei de vader. Heb je Willy/Dientje  (weet de nam niet zeker) al gezien? Ik zeg: “Nee”. Hij weer: “Wil je haar even zien?” Ik: “Jawel”l. En we gingen naar het kamertje waar ze opgebaard lag. We zeiden niets, maar ik zag de tranen langs het gezicht van de stoere bakker lopen!

Naarmate de tijd voorbij ging en wij kinderen ouder werden begonnen we te begrijpen dat oorlog niet leuk is.  De toestand werd minder en minder, we hoorden van Jodenvervolging. De maatregelen van de bezetter werden onvriendelijker. Alles ging op de bon, enz.. enz… Voor ons viel het wel mee, maar in de steden begon het lijden. Wij woonden naast de bakker (die dus nog zijn oven stookte met krullen en takkenbossen) en kregen nog wel eens een brood extra, vooral van de meiden! Van boer Schimmel kregen we melk en andere dingen. Ook voor melk, kaas, etc… hadden we hier en daar adresjes.

En zo kwam er ook een tijd dat er mensen opgepikt werden in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (geen Joden), die  naar de IJssel en omgeving gedreven werden om loopgraven e.d. te bouwen. Wij deelden wel eens water en boterhammen uit, maar het waren er zo veel! En wie schetst mijn verbazing, toen ik op enen dag mijn vader tussen de menigte zag! Hij was zijn vrijstellingspas (voedselvoorziening) vergeten. Die lag in huis. Wij gezwind naar binnen en zoeken. Gelukkig kwam hij vlug boven water en rende ik er mee naar Weldam, waar de commandant gehuisvest was. Vader werd losgelaten, wij blij. Ja vader was dus loonslager op het slachthuis in Amersfoort en daar viel wel eens wat te ritselen kennelijk. Ik bracht op zijn tijd pakjes naar ooms en tantes. En ook thuis was er genoeg vlees. Ook had vader machtiging om gewond vee (bijvoorbeeld door vliegtuigen), dat afgemaakt moest worden, te keuren. Vader besliste dan of er delen waren die afgekeurd werden en vernietigd. Nou daar zat wel muziek in voor de betrokken boer, maar ook voor vader!

Bij de kerk lieten de Duitsers een “tankgracht” graven aan weerskanten van de weg. En op de weg kwamen twee heel grote betonblokken.  Dit met behulp van dorpsbewoners, waarvan er later ineens lid waren van de ondergrondse!! Ja, je kijkt er van op als jonge knaap. Maar intussen waren de geruchten dat de Canadezen steeds dichter bij kwamen. Op gegeven moment lagen de blokken op straat en kon er niets meer door!

Nu zaten wij op gegeven dag in het zonnetje op de bank voor het huis, moeder deed de was achter met teil en  wranger. Toen ging dat nog zo ja. Op gegeven moment hoorden we geratel, we dachten: nog een Duitser die te laat is. Maar opeens werd er geschoten en even later kwam een aantal Duitse jonge knapen onze richting uit rennen. Tegenover ons ”woonde” de bevelvoerend officier, die stoof naar buiten en joeg ze terug! Na enige schotenwisseling verdween het geluid van de brencarrier (zoals later bleek) en keerde de rust enigszins terug. Er waren wel slachtoffers gevallen. Ja, dat eens wat anders dan de hele dag op een geallieerd verkenningsvliegtuigje schieten dat boven de stellingen vloog!

Er volgenden enige onrustige dagen. Een luchtaanval door Spitfires. Moeder en ik in de sloot achter een boom. Huizen en bosrand beschoten. Granaatbeschietingen uit de richting Amersfoort. Hierbij zaten we eerst in schuilgaten in de tuin van Dijkamp, maar een Duitse hospitaalsoldaat maakte ons duidelijk dat dat niet wijs was, de gaten waren meters in het vierkant. Wij verhuisden naar een (schone) gierkelder. Door een kier zag ik in het kippenhok de kippen door de lucht vliegen. Ook ons huis bleek een voltreffer te hebben, de achterkant was grotendeels weg.  Toen we de volgende dag de puin opruimden werden we vanaf het Kruispunt beschoten. Ik denk niet dat ze het meenden, want de kogels vlogen door de boomtakken.

Ook was er een koe gewond in het weiland van boer Lagemaat, naast Dijkamp. Pa vroeg aan een Duitser in de bosrand of die hem dood wilde schieten. Dat was oké. Pa moest maar even aanwijzen waar ie hem moest raken. Vader bracht zijn wijsvinger naar de bles en schrok zich een aap, want pal naast zijn vinger sloeg de kogel in! Koe dood, pa ook bijna van de schrik!! Ja dat was een scherpschutter en ik keek er naar.

We zijn daarna naar de Veenwal getrokken, want we voelden ons niet veilig. Mijn ouders sliepen bij Rijk Dusschoten, ik bij vriendjes met zijn allen in een bedstee. ‘s Nachts moest ik plassen, dus naar buiten in het donker, liep ik daar tegen de Canadezen aan, die stonden daar met tientallen plus geschut. Ik schijn nogal nuchter gereageerd te hebben, want deed mijn plasje en kroop weer in de bedstee.

Toen we terug naar huis gingen, waren de Canadezen intussen gearriveerd en ondergebracht. Natuurlijk viel ook de bakker naast ons in de prijzen, dat was smullen voor ons! Sommigen waren net cowboys of indianen. Droegen prachtige revolvers en zo. Ook Huize Hoevelaken was weer bezet. Wij kochten een paar liter melk bij de boer, scheutje water er bij (!) en de soldaten gaven er sigaretten voor, handel voor ons jongens.

Ik herinner me nog dat toen de Duitsers er nog waren, ook Huize Hoevelaken een keer is aangevallen door vliegtuigen. Gelukkig ontploften de meeste granaten niet. Ik kwam er net vandaan, aardappelschillen gehaald voor de buurman, en was bij de wacht bij de poort. Het ging er warm aan toe, maar die grote Duitser nam me in bescherming! Na afloop maakte ik kennelijk een verkeerde opmerking, want ik kreeg een peut onder mijn….  Ben ik niet vergeten. Ja misschien heeft die man me wel gered. Wie zal het zeggen?

Mijn broer was op een gegeven moment ondergedoken in Baarn bij mijn grootouders.  Daar ontmoette hij een buurmeisje en trouwde haar december 1944. Ten tijde van de Canadezen in Hoevelaken woonde hij met zijn lieve vrouw Truus bij ons in. Hij was van 1924, dus rond de 20 jaar. De Duitsers hadden veel wapens gedumpt, vooral op de Leusderhei en dat was natuurlijk kaasie voor Broer! Hij heette trouwens Elbertjan, naar opa, maar werd Broer genoemd. Wel een keer waren Ep (hazelip) en ik boven bij hem toen hij vertelde een pistool te hebben  gevonden. Wij wilden dat natuurlijk wel zien. Het lag op zolder en ik heb het daar gehaald. Met dat ding kwam ik naar beneden. Ik weet niet meer of ik het doorgeladen heb of dat het dat al was…. Ik richtte het wapen op Ep en zei zo iets van: zal ik je doodschieten?! Broer en Truus schrokken erg en reageerden navenant. In reactie richtte ik op het bed en haalde de trekker over….er volgde een luide knal en iedereen stond stijf. De knal klonk ook buiten, want de politieagent aan de overkant kwam naar buiten en keek rond waar dat geluid vandaan kwam. Wij quasi hetzelfde!…  Ik heb nooit meer een wapen aangeraakt. Later bleek de 9 mm kogel onder in het bed te steken!!!  Ik denk dat OLH even tussenbeide gekomen is. Dank U wel.