1978
Naar Soestdijk in vijftig jarig bestaan
Het jubileumjaar 1978 is een jaar met louter hoogtepunten. De rij met activiteiten begint al in januari, waarin het fanfarecorps door het gemeentebestuur een receptie krijgt aangeboden ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan. Tijdens die receptie wordt een aantal leden onderscheiden voor hun jarenlange trouwe dienst bij het fanfarecorps.
De jubileumactiviteiten, die bij het vijftigjarige bestaan horen, vinden op 17 juni plaats, en bestaan uit de komst van diverse muziekkorpsen en een vereniging van vaandelzwaaiers.
Naar Soestdijk
Hét hoogtepunt in 1978 is de gang naar Paleis Soestdijk. In de tuin van het paleis nodigt koningin Juliana een aantal weken na Koninginnedag de Oranjeverenigingen van Nederland uit, omdat zij uit hun monden wel eens wil horen dat Oranjeverenigingen in Nederland niet zieltogend zijn en dat er, zolang er Oranje is, er ook reden is om feest te vieren. Maar dan wel vanuit één overkoepelende organisatie en niet een aparte federatie op algemene grondslag én een aparte bond geschoeid op protestants-christelijke leest.
Naast de Hoevelakense Oranjevereniging gaat ook het fanfarecorps mee naar Soestdijk. “Schitterend, een unieke gebeurtenis”, zegt Elbert van Deuveren in een vraaggesprek in 2007.
De tachtiger jaren: Het einde nadert
Dringend koperblazers nodig
“Op Koninginnedag, bij de avondvierdaagse, het inhalen van de bejaarden, de wielerronde, de intocht van Sinterklaas, de kerstsamenzang en enkele andere incidentele gelegenheden is de fanfare niet meer weg te denken. Al jarenlang is dit muziekkorps een vertrouwd beeld voor de Hoevelakers. Het is duidelijk dat dat zo moet blijven”.
Met bovenstaande woorden opent de verslaggever van het Hoevelakens Nieuwsblad op woensdag 21 oktober 1980 een artikel over het fanfarekorps, waarin door “Te Hoevelaken” luid en duidelijk de noodklok wordt geluid.
Wat is er aan de hand? Het voortbestaan van fanfarecorps “Te Hoevelaken” hangt aan een zijden draadje. Er zijn namelijk te weinig koperblazers op het ‘grote koper’ (bas en tuba), hetgeen inhoudt dat de verhouding in het korps tussen de spelers op de verschillende muziekinstrumenten totaal zoek is. “Voor een leek valt het niet zo heel erg op”, gaat het artikel verder, “maar iemand die een beetje verstand heeft van muziek merkt het wel en vooral voor de spelers zelf is het spelen op deze manier niet zo inspirerend. Het risico bestaat, dat wegens het onbevredigende spel meer mensen in de toekomst uit het korps zullen stappen, als niet snel wordt aangevuld met een aantal bas- en tubaspelers”.
Opdrogen?
In genoemd artikel legt voorzitter Rob Zijlstra de noodsituatie nader uit. “We zijn geen volwaardig korps meer, want de verdeling moet goed zijn. Je speelt niet lekker meer. Je gaat nu namelijk veel te veel blazen, overblazen. Jan Meinten doet nu al het werk op de baritonsaxofoon, en dat is veel te weinig. Als dat te lang zo blijft, heb je kans dat andere goeden het niet meer zien zitten. Onderling hebben we al eens geschoven, maar dat haalt verder niet veel uit. We hebben gewoon nog twee bassisten en een stuk of drie tubaspelers nodig. Ook schuiftrombonisten kunnen we gebruiken. Het liefst hebben we mensen die spelen, maar dat is niet strikt noodzakelijk. Zij kunnen ook worden opgeleid. Het muziekinstrument krijg je”.
“Twee jaar geleden konden we nog naar een concours gaan”, gaat Zijlstra verder. “We hebben daar zelfs nog een tweede prijs behaald. Zoiets kan nu helemaal niet meer. Moet het hier dan net zo gaan als in Nijkerk, waar het langzamerhand opdroogde en een korps net is opgeheven? Dat vinden wij niet. Wij willen de zaak draaiende houden”.
Enquête
Het verhaal over het fanfarekorps in nood krijgt een vervolg in het oktober 1982. De terugloop van het aantal leden neemt toe en voor dirigent Sander Steenbeek is dat een reden, om met de begeleiding van het korps te stoppen. Hij ziet het door de leegloop niet meer zitten, maar geeft wel aan direct te willen terugkeren wanneer het korps weer op een volwaardig peil komt.
Dirigent Sander Steenbeek
Vanwege de crisissituatie wordt een extra algemene ledenvergadering uitgeschreven en tevens een enquête gehouden onder de leden. Het resultaat van die enquête is, dat het overgrote deel van de leden er voorstander van is om de vereniging te laten voortbestaan. Daarvoor hoeft dan niet getracht te worden een nieuwe dirigent aan te trekken.
Om aandacht te besteden aan de noodsituatie waarin het korps verkeert heeft verslaggeefster Josien Enklaar van het Hoevelakens Nieuwsblad een onderhoud met vijf enthousiaste muzikanten van “Te Hoevelaken”: voorzitter Rob Zijlstra, Henk van Duinkerken, Jannie Druijff- van Roemburg, Piet van den Brink en Henk van den Boom. Van dit vijftal is Rob Zijstra het meest optimistisch. Hij vindt het essentieel, dat men door blijft blazen tijdens repetities, “want als de vereniging echt op z’n rug ligt en wordt opgeheven gaan de leden naar een andere vereniging en krijg je ze nooit meer terug”.
“Het vijftig jarig jubileum is nog groots geweest”, vindt Zijlstra. “Net als bij pianoles moeten kinderen door een bepaalde fase heen dat het niet leuk is, dan begint het pas leuk te worden”.
Zijstra wil proberen om jeugdleden naar de muziekschool te krijgen, waar een gesubsidieerde opleiding is voor harmonie/fanfare en ook voor slagwerkers, om op deze manier een grondige opbouw vanuit de jeugd te krijgen. Het nadeel is echter, dat zo’n opleiding pas na een aantal jaren haar vruchten afwerpt.
Henk van de Boom voorziet, dat een dergelijke situatie nooit lang kan duren. Hij voorspelt, dat wanneer er nu gelijmd wordt, over drie maanden hetzelfde probleem ontstaat. “Tenzij er vijf nieuwe blazers gevonden worden, die kwalitatief beter zouden zijn dan wat er nu is. Zo niet, dan moet er in een andere richting worden gezocht”.
“De fanfare moet voldoende bieden om op de eerste plaats te komen en niet pas na de sportverenigingen, zoals nu vaak gebeurt”, zegt Van den Boom verder. “Je moet er ook tijd voor over hebben”.
Piet van den Brink meent, dat het peil van de club valt op te vijzelen door naast repetities ook veel voor jezelf te oefenen. “Maar aan deze mentaliteit heeft het bij de meeste leden altijd ontbroken. En blies je op de repetities een stuk niet goed, nou dan de volgende keer beter. Daar werd altijd heel gemakkelijk over gedacht”.
Hoe het met het fanfarecorps zo ver heeft kunnen komen, daarvoor heeft Jannie Druijff wel een verklaring. “Er bestaat steeds minder animo om lid van de fanfare te worden”, zegt ze. “Vooral de jeugd laat het afweten. Ik wijt dit aan de steeds groter wordende concurrentie van sportverenigingen en andere ontspanningsmogelijkheden. Bovendien wil de jeugd ook niet meer met zo’n apenpakje de straat op. Elke keer als ze naar de middelbare school gaan, zijn we ze kwijt. Er komt steeds meer verval en met tien man kun je de straat niet meer op. Op een gegeven moment waren we zelfs met vijf mensen over. We hebben nog wel geprobeerd het tij te keren. We zijn huis aan huis mensen langs gegaan om donateur te worden. Dat leverde wel financiële armslag op, maar geen leden. We zijn zelfs als reclame regelmatig door het dorp gegaan met het corps, zelfs op een boerenwagen. Maar het lukte niet”.
Showkorps
Die andere richting zou een showkorps kunnen zijn van de jonge jongens die in de drumband spelen, in samenwerking met de majorettes. Er gaan inmiddels stemmen op, om die richting uit te gaan.
Majoretteleidster Ria Lock ziet dat wel zitten, vooral omdat zij al langer met dergelijke plannen rond loopt. Maar eerst wil ze afwachten hoe de zaken zich verder ontwikkelen. Zit er geen leven meer in de fanfare, dan heeft zij veel zin om met de overgebleven jongens van de drumband de showkant op te gaan.
Tussentijds
In de tussenliggende jaren zit het fanfarekorps op muzikaal gebied niet stil. Tijdens de jaarlijkse uitvoering in februari 1982 wordt een geslaagd concert gegeven en ook tijdens de viering van 850 jaar Hoevelaken in september ’82 laat het fanfarekorps zich tijdens de taptoe van haar beste kant zien. Er wordt zelfs voorzichtig gesproken over het begin van een traditie.
Nog meer ellende
In februari 1983 wordt het noodlijdende fanfarecorps geconfronteerd met nog meer tegenslag. De gemeente eist, dat “Te Hoevelaken” voor 1 maart 1983 het restant van een lening aflost, op straffe dat de uitbetaling van de subsidie over 1983 wordt opgeschort.
Wat is er aan de hand? In 1970 sluit het fanfarecorps een renteloze lening met de gemeente af. Daar zou overeengekomen zijn, dat jaarlijks op 1 november 500 gulden zou worden afbetaald. Volgens de gemeente gaat dat tot 1979 goed, maar blijven de betalingen over 1980, 1981 en 1982 achter.
De visie van het fanfarecorps is echter een andere. Voorzitter Rob Zijlstra in de pers van destijds: “Er is in een soort gentlemen’s agreement overeengekomen, dat die 500 gulden niet rechtstreeks door de vereniging zou worden afgelost. Het zou bij de gemeente intern geregeld worden. Dat wil zeggen, dat het uit één of ander potje zou komen en dan van de linkerhand naar de rechterhand van de betreffende ambtenaar gaan en daarmee zou de lening dan worden afgelost. De gemeenteraad mocht dat natuurlijk niet weten, vandaar dat het niet zwart op wit staat. Maar ik heb gebeld met burgemeester Veen en hij bevestigde dat er een dergelijke afspraak is gemaakt. In onze boeken is die 500 gulden ook nergens terug te vinden. Behalve in 1979, toen de nieuwe penningmeester per ongeluk, na een aanmaning van de gemeente, betaald heeft. We hebben nog geprobeerd om het geld terug te krijgen, maar dat is niet gelukt”.
Oud-burgemeester Veen, in zijn ambtsperiode in Hoevelaken tevens erevoorzitter van het fanfarecorps, noemt het ‘flauwekul’ dat de gemeente een renteloze lening zou hebben verstrekt, die bovendien niet afbetaald hoefde te worden terwijl de raad daar buiten zou zijn gehouden. “Daar zou ik natuurlijk nooit aan meewerken”, zo verklaart hij. “In mijn tijd, en daar steek ik mijn handen voor in het vuur, is er pertinent geen sprake geweest van één of ander potje. Laat staan dat er stiekem iets uit betaald zou kunnen worden”.
Fanfarecorps gaat verder als Big Band Swinging Sounds
In de statuten van Fanfare corps ‘Te Hoevelaken’ staat vast, dat in geval de muziekvereniging ter ziele zou gaan de beschikbare gelden, tezamen met de opbrengst van de verkochte inventaris, aan een goed doel moeten worden besteed. Dat is bij elkaar een aardig bedrag. Vandaar dat onder invloed van Rob Zijlstra gezocht wordt naar een manier om toch in verenigingsverband door te kunnen blijven draaien. Dat luidt het ontstaan in van Big Band Swinging Sounds.
Jannie Druijff – van Roemburg is één van de fanfareleden, die meegaat naar de Big Band. “Ik hoopte in mijn achterhoofd, dat er ooit weer een fanfare opgericht zou worden”, is haar uitleg. “Met die gedachte heb ik zelfs tien jaar lang alle uniformen, trommels en dergelijke bij mij op zolder bewaard. Maar ja, die kleding moest elke keer gelucht worden en voorzien van de nodige mottenballen. Ondanks dat werden ze er op den duur niet beter op, vandaar dat ze in 1993 allemaal verkocht zijn. De uniformen gingen naar het Waterlooplein en de instrumenten zijn verkocht aan andere muziekverenigingen, waaronder die in Nijkerkerveen. Ik had in die tijd de hoop opgegeven dat er ooit nog een eigen fanfare door het dorp zou lopen. Dat vind ik ontzettend jammer, want wat is een dorp zonder fanfare?”
De overgang van fanfare naar Big Band is voor Jannie Druijff geen gemakkelijke geweest. “Het is heel andere muziek”, legt ze uit. “Het syncopische wat erin zit, het napikken, het ritme, de techniek. Fanfaremuziek heeft een vast ritme, daar gaat het meer om de melodielijn. Dat ligt me meer dan die ‘zwaardere’ nummers. Al zijn er best nummers die ik mooi vind”.
Toewerken naar eerste optreden
Onder leiding van Gerrit van Kolfschoten werkt de Big Band een jaar lang toen naar het eerste optreden. Van Kolfschoten, leraar Frans, komt met de Big Band in contact via Rob Zijlstra. Zijlstra vraagt Van Kolfschoten, die tot dan toe een jaar lang begeleider is van de Dixielandband E8, de resterende leden van de fanfare op te leiden tot spelers in een band. Van Kolfschoten vindt dat een hele uitdaging en gaat met de leden aan de slag. “Eigenlijk sta ik niet voor de groep als dirigent”, zegt Gerrit van Kolfschoten, voor wie muziek geen vak is, maar een hobby. “Uit ervaring weet ik hoe ik anderen muziek kan bijbrengen. Doordat ik uit een muzikale familie kom, gaat alles op gevoel. Een opleiding heb ik nooit gehad”.
“Mijn vader had een trompet, waar ik elke dag aan zat. Ik kon er gewoon niet afblijven en heb er zo zelf op leren spelen. Lange tijd heb ik in een harmonie gespeeld en later zelf een dixielandband opgericht”.
Op 8 maart 1985 is het zover, dat de Big Band een eerste optreden kan verzorgen. Van Kolfschoten heeft er anderhalf jaar voor nodig gehad, om de leden zover te krijgen. “Je kunt merken, dat de leden altijd harmoniemuziek hebben gemaakt”, zegt hij in 1985 vlak na het eerste optreden. “Nu moeten ze syncopische muziek spelen. Daar moeten ze erg aan wennen. Ze hebben er veel moeite mee en raken nogal eens in de war door het maatverschil. Maar nu, na anderhalf jaar oefenen, gaat het vele malen beter. Vooral de saxgroep speelt goed. Je kunt merken, dat ze gewend waren op straat te spelen. Het ging allemaal nogal hard. Zacht spelen is veel moeilijker”.
Ondanks het grote verschil in muziekstijlen houdt Jannie Druiff het ruim elf jaar vol bij de Big Band. Op 12 januari 1994 wordt ze door haar collega-muzikanten in het zonnetje gezet vanwege haar veertigjarige jubileum bij de muziek.
Geen bestuursbeest
In haar jaren als lid van het fanfarecorps en de Big Band steekt Jannie Druijff veel tijd in allerlei nevenactiviteiten. Zo is ze jaarlijks nauw betrokken bij de toneeluitvoeringen. “Er was in die niks, dus voerden we als leden van het fanfarecorps zelf toneelstukken op”, zegt Jannie. “Eerst lazen we de stukken door en langzamerhand begonnen we op onze manier te spelen. Een regisseur hadden we niet. We moesten het ons zelf leren. Later hoorden we, dat de Van Leijenhorsten goed toneel konden spelen. Daarvan hebben er later ook een paar meegedaan”.
Daarnaast is Jannie druk met het werven van donateurs, houdt zij zich bezig met uniformen en instrumenten en verricht zij overal hand en spandiensten. Een bestuursfunctie houdt zij echter af. “Ik ben daar wel voor gevraagd, maar daar ben ik nooit op ingegaan. Ik had mijn vader, Zeger van Roemburg, als voorbeeld. Die zat overal in. Bij de fanfare, de burgerwacht, later was hij voorzitter van schietvereniging Frans Tromp, en hij zat in diverse commissariaten en besturen. Hij was nooit thuis”.
Negentig jaar
Het is oktober 2018 wanneer enigszins verrassend het bericht verschijnt, dat de Blue Basement Big Band nog altijd bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven onder de naam “Te Hoevelaken”. Dat betekent een feestje, namelijk de viering van het 90-jarig bestaan, dat plaatsvond op woensdagavond 19 december 2018.
In het voorjaar van 2019 trok de BBBB langs de Spaanse Costa del Sol om aldaar hun muziek ten gehore te brengen.
BBBB op tournee in Spanje, 2019