Welke schatten zitten er in de grond in en rondom Hoevelaken? Dat is voor velen een vraag en voor weinigen een weet. Wilco van Rijn, een geboren Hoevelaker, en Jan van Oostrum, woonachtig in Hoevelaken sinds 2014, weten enigszins wat de aarde onder onze woonplaats herbergt. Met grote regelmaat speuren zijn met hun metaaldetector de landerijen af in Hoevelaken en omgeving, op zoek naar die ene ultieme vondst. Zo ook zaterdag 24 maart 2018, wanneer zij op een akker aan de rand van het Hoevelakense Bos op zoek zijn. Op het grondgebied tussen het Gelders Landschap en de Nijkerkerstraat piepen de detectoren met grote regelmaat hoopgevend, maar de vondsten zijn voornamelijk blik verruimend. Na een ochtend zoeken zijn ze geen cent wijzer. Wel een cent rijker.
Op een stuk land schuin tegenover The Old Pepper Mill zijn Wilco van Rijn en Jan van Oostrum al tijdig in de weer met hun metaaldetectoren. Schouder aan schouder lopen zij de akker af, waarbij de detectoren met grote regelmaat ‘afgaan’. Op zo’n moment wordt het epicentrum van de piep bepaald en gaat vervolgens de meegebrachte spa de grond in. De hoop aarde die in één handeling naast een gat komt te liggen wordt geïnspecteerd. Is daar geen piep, dan wordt er verder gezocht in het ontstane gat. Diep hoeft dat gat niet te zijn, want de detectoren registreren tot dertig centimeter diepte. Met een pinpointer wordt er verder gezocht, tot het stuk metaal dat in de grond ligt uiteindelijk wordt gevonden. “Geen idee”, zeggen de mannen regelmatig, wanneer ze het gevonden voorwerp in hun hand hebben. Alle vondsten worden meegenomen naar huis en daar schoongemaakt. Soms worden de voorwerpen ter plekke al schoongepoetst met een tandenborstel, maar meestal ligt het gevonden metaal al zo lang in de grond, dat er thuis andere middelen nodig zijn om schoon te maken. Veelal volstaan de huismiddeltjes.
Alles wat gevonden wordt gaat in een rugzak. Ook al is het een lipje van een frisdrankblikje. “Zo werken we er aan mee om de grond schoon te maken en te houden”, zeggen de mannen. Beide metaaldetectoramateurs houden namelijk van ‘fair play’. Overal waar ze zoeken vragen ze vooraf toestemming aan de eigenaren en wanneer de schep de grond in moet, worden alle gaten weer zo goed mogelijk gevuld met de uitgegraven grond. “Er lopen ook ‘cowboys’ rond, die overal zonder toestemming gaan zoeken”, weten beide mannen. “De meesten laten ook de gaten open en verzieken het zo voor de andere amateurs”.
Zijn thuis de gevonden voorwerpen schoongemaakt, dan hopen de mannen te kunnen ontdekken wat ze gevonden hebben. Heel vaak is dat echter niet zo. Foto’s van deze voorwerpen plaatsen Wilco en Jan dan op een speciaal forum, waarvan veel detectoramateurs gebruik maken. Op deze wijze komen de antwoorden vanzelf. Vaak is er wel iemand, die het voorwerp herkent.
Tijdens de zoektocht toont Wilco een aantal voorwerpen, die hij al eerder heeft gevonden. Kogelhulzen bijvoorbeeld, maar ook muntjes, vingerhoedjes, gespen en voorwerpen waarvan hij de herkomst niet kent. Zo toont hij een metalen plaatje met naam en adres van iemand uit Amersfoort. De jaartallen 1940 en 1941 zijn duidelijk leesbaar. En vandaag komt daar een cent bij.
Wilco en Jan zijn enthousiaste mannen en beleven veel plezier aan hun hobby. Zij willen daarom graag in contact komen met landeigenaren, die benieuwd zijn naar wat er op hun land in en onder de grond zit. Vooral maïslanden vinden zij interessant, want die worden ieder jaar opnieuw bewerkt en omgeploegd. Dieper liggend materiaal komt daardoor met regelmaat wat meer naar boven.
Belangstellenden kunnen contact opnemen met Wilco van Rijn (wilcovanrijn@hotmail.com) of Jan van Oostrum (oostrum@kpnmail.nl).
Wilco van Rijn (links) en Jan van Oostrum (rechts) zoeken verder met hun pinpointer.
Twee vondsten van eerdere zoektochten: een knoop van een militair uniform (links) en een oude cent (rechts).
Van links naar rechts een knoop van een politie-uniform, de knoop van een militair uniform en een deel van een sierlepel.